Leren van kaarten
15-06-2020 Risico werken in verontreinigde fundatie/grond
Aanleiding

Tijdens het werken in de grond, met (secundaire) bouwstoffen of met verontreinigd(e) grond(water), kunnen werknemers in aanraking komen met verontreinigingen (ook stof). Juist doordat ze de grond bewerken, is er een grotere kans dat werknemers met deze verontreinigingen in aanraking komen.
In de praktijk heerst vaak onduidelijkheid over hoe te handelen wanneer men onverwachts (puin)granulaat of verontreinigde bodem aantreft.
​​​​​​​

Zelf ZIEN

Halfverhardingslagen en funderingslagen onder een gebonden verhardingslaag of elementenverharding die bestaan uit (puin)granulaat moeten per definitie worden beschouwd als asbestverdacht, tenzij op basis van (voor)onderzoek of met een productcertificaat is vastgesteld dat de partij of bodem geen asbesthoudend materiaal bevat.

Actief HANDELEN

Volgens het Arbeidsomstandighedenbesluit (art. 1.1, lid 2) is diegene voor wiens rekening een (bouw)werk tot stand wordt gebracht eindverantwoordelijk voor het verzamelen van informatie, ook als dit is overgedragen aan de opdrachtnemer. Een onderzoek naar de kwaliteit van de bodem is verplicht en kan bestaan uit een vooronderzoek, een verkennend onderzoek en/of een nader onderzoek. Vraag de opdrachtgever deze informatie aan te leveren.

De opdrachtgever kan geen fundatieonderzoeken overhandigen voor een specifiek deel van het project in voorbereiding. De kwaliteit van de te verwijderen (puin)granulaat is dus niet onderzocht en blijft daarmee asbestverdacht.
De projectleider zal hier de opdrachtgever moeten verzoeken om een onderzoek te doen volgens de daarvoor geldende normen.
De opdrachtgever maakt een V&G-plan waarbij rekening wordt gehouden met de wettelijke eisen, zoals de Wet bodembescherming (Wbb), het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) en het Arbeidsomstandighedenbesluit
Het Arbobesluit: Artikel 2.28. Veiligheids- en gezondheidsplan
f. de bouwkundige, technische en organisatorische keuzen die in verband met de veiligheid en gezondheid van de werknemers en zelfstandigen worden gemaakt alsmede de onderzoeken en rapporten die de onderbouwing van deze keuzen ondersteunen.​​​​​​​

Samen LEREN

Zodra er puin en/of granulaat op of in de bodem op het werk aanwezig is, geldt dat deze als asbestverdacht moet worden beschouwd. Als onvoldoende kan worden onderbouwd of gemotiveerd dat in het aanwezige puin en/of granulaat geen asbest voorkomt, dan is (fysiek) onderzoek op de aanwezigheid van asbest nodig. Dit begint altijd met een vooronderzoek (bureaustudie). Uit de resultaten van het onderzoek volgt de noodzaak tot het uitvoeren van verkennend en/of nader bodemonderzoek in het veld. Het onderzoek wordt uitgevoerd om vast te stellen of er sprake is van verontreiniging (Wbb), ter vaststelling van een eventuele veiligheidsklasse (CROW-400) en wat de hergebruiksmogelijkheden volgens het Besluit bodemkwaliteit (Bbk) zijn.
Het is aan de opdrachtgever om het V&G-plan (ontwerpfase) zo volledig mogelijk op te laten stellen, waarbij alle risico's en bijbehorende beheersmaatregelen worden beschreven die voor het werk kunnen worden verwacht. De uiteindelijke vaststelling van de beheersmaatregelen is aan de uitvoerende partij. Hierbij moet niet alleen worden gedacht aan beheersmaatregelen bij werken in en met verontreinigde bodem of (secundaire) bouwstoffen, maar ook bij risico's bij reguliere werkzaamheden: denk aan stofvorming. Het is belangrijk dat regelmatig bodemvochtmetingen worden uitgevoerd, bij een vochtpercentage groter dan 10% wordt verstuiving voorkomen.